Mosselen zijn volgens Verwijs een fantastisch eiwitrijk alternatief dat perfect past in het dieet van de moderne mens. “Daarnaast zijn ze ontzettend duurzaam. Ze hebben geen extra voeding nodig want ze groeien uit zichzelf. En ze vangen CO2 af voor de vorming van hun schelp. Dat past helemaal in de Green Deal van de EU.”
Verwijs kijkt graag naar ‘the bigger picture’. Een belangrijk deel van haar inspiratie vindt ze in het rapport van de Eat Lancet Commission uit 2018. Hoe zorgen we ervoor dat de 10 miljard mensen die in 2050 de aarde bewonen, tegen die tijd allemaal te eten hebben? Dat is één van de kernvragen in dit rapport. “Ik geloof niet dat het probleem zit in het gebrek aan voedsel, het hebben van slecht en teveel eten is net zo schadelijk als te weinig eten. Volgens mij zit de uitdaging vooral in het verzorgen van een goede verdeling van het aanbod van gezond voedSel. Je ziet dat in de Westerse wereld veel mensen lijden aan obesitas. Dat komt doordat minder gezond eten op iedere hoek van de straat wordt aangeboden. Je moet sterk in je schoenen staan om dat makkelijke, snelle – en toch vaak ongezonde – aanbod te weerstaan.. De verdeling van grondstoffen – de elementen waaruit voeding bestaat – is super onevenwichtig. Als je de wereld echt wilt voeden, is het belangrijk daar naar te kijken. Eat Lancet vindt dat we naar 60% plantaardige voeding zouden moeten gaan en 40% dierlijke voeding.”
Ecosysteem onder druk
Op dit moment zijn er enorm veel hindernissen om dit ‘ideale plaatje’ te realiseren. “Nu al wordt 40% van het landoppervlak in beslag genomen voor voedselproductie, waaronder voer voor de dierlijke eiwitproductie. Qua oppervlakte gaat het om Zuid- en Noord-Amerika samen, inclusief Groenland. Slechts 30% van de planeet bestaat uit land en 70% uit zee. Hoe je het wendt of keert, de zee zullen we meer moeten gaan gebruiken als bron voor ons voedsel. Dan is de vraag: wat voor soort voedsel gaan we produceren en hoe gaan we dat doen zonder de soort uit te roeien? Als je het ecosysteem zwaar onder druk zet, gaat het pas goed mis. Dan kom ik op de rol die schelpdieren hierin kunnen vervullen. Zij staan tamelijk laag in de voedselketen. De productie heeft de minste impact op de omgeving. Er zijn geen additieven nodig, er wordt geen antibiotica toegevoegd en ze voeden zich met algen uit de zee”, aldus Verwijs.
Gevecht om de ruimte
Gunstig voor het leefklimaat van schelpdieren in Nederland is dat ons land klimatologisch in een hele goede zone ligt. “Wageningen University Research heeft onlangs onderzocht wat het effect is van een klimaatwijziging op de mosselproductie, zowel in Portugal, in onze streken als in Noord-Europa. Dan zie je dat het effect op de Noordzee beperkt zal blijven; het blijft een heel geschikt gebied voor de kweek van schelpdieren. Dat is het goede nieuws. De uitdaging is dat er enorm veel mensen en activiteiten zijn die allemaal een plekje moeten vinden. Er is een continu gevecht om de ruimte.”
Verwijs: “De Oosterschelde is gedeeltelijk een natuurgebied. Daarnaast hebben we scheepvaart, recreatie en o ja, ook nog schelpdierproductie. Met de Deltawerken hebben we invloed gehad op de Oosterschelde en op de instroom van voedsel van zee. Tegelijkertijd is er weinig toevloed van zoet water. Je ziet echter dat de nutriënten toenemen als er een mix is van zoet en zout water. We hebben het hier eigenlijk té goed voor elkaar. Op de Waddenzee zie je dat ook.”
Voor uitbreiding van de productiecapaciteit zou je volgens Verwijs ook moeten kijken naar andere methoden. Door gedeeltelijk over te schakelen van bodemmosselen naar off bottom productie, komt er meer ruimte voor hangcultuurmosselen en zou je het productieseizoen kunnen verlengen. Nu is dat onmogelijk doordat er een zeer zwaar accent ligt op de MZI’s en niet op jaarrond productie. De Waddenzee heeft misschien nog grotere uitdagingen. En het Grevelingenmeer is ook geen optie. De Noordzee is dan een heel aantrekkelijk gebied. Maar daarvoor zijn zoveel gegadigden die allemaal ‘Ik eerst’ roepen.”
Yerseke als knooppunt
Als Nederland geen ruimte biedt voor extra productiecapaciteit, ligt het voor de hand dat andere landen hun kansen zullen grijpen. Verwijs: “Ierland heeft een groot aanbod aan hang- én bodemcultuur. Het Verenigd Koninkrijk zet onder meer in op offshore (hang)cultuur. Denemarken en Zweden zijn succesvol met hangcultuur in het voorjaar en slagen er daarmee in het seizoen te verlengen. Daarnaast is er een uitgebreide visserij voor bodemmosselen. En ook Duitsland blaast zijn partijtje mee. Het merendeel van al die mosselen komt naar Yerseke voor de verwerking. We zitten hier aan heel schoon water en beschikken over veel ervaring, maar nog belangrijker is dat we heel dicht bij de markt zitten. In Engeland – en in Wales – laten zowel de toegang tot het water als tot de markt veel te wensen over. Een goede markttoegang en logistiek van wereldklasse zijn onze key asset.”
Kweker en producent hebben elkaar nodig, zegt Verwijs aan het slot van het gesprek. “Mosselkwekers kunnen niet met hun boot naar de supermarkt en wij kunnen daar niet met een leeg bakje aankomen. Uiteindelijk is de supermarkt toch de plek waar de meeste mosselen gekocht worden. Wij zorgen ervoor dat het product daar komt op de manier die het meest geschikt is voor de consument.”