Minister Piet Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) investeert tientallen miljoenen in de visserijketen aan wal. Hij stemde 20 maart in met het Visserij Ontwikkel Plan (VOP) van vijf visserijregio’s om ketenbedrijven aan wal en visserijgemeenschappen toekomstperspectief te geven.

“De uitdagingen waar de Noordzeevisserij voor staat hebben ook aan wal grote sociale en economische impact”, zegt minister Piet Adema. “Ik vind het enorm belangrijk om oog te houden voor de families en gemeenschappen die dit raakt. Daarom ben ik trots op dit plan, waarmee we met de sector inzetten op een robuuste en duurzame keten die klaar is voor de toekomst. We zorgen ervoor dat cruciale kennis behouden blijft, zetten in op innovaties en dragen zorg voor het culturele erfgoed, omdat visserij eeuwen verbonden is met Nederland.”

80 miljoen

Voor alle projectvoorstellen in het VOP dat minister Adema naar de Tweede Kamer is gestuurd, is tot 2030 80 miljoen euro nodig. Van dat bedrag stelde minister Adema eerder al 30 miljoen beschikbaar. De regio’s (Urk, Zuidwest Nederland, Kop van Noord-Holland, Hollandse Haringkust en Noord-Nederland) nemen de overige 50 miljoen voor hun rekening. Zij kunnen naar verwachting na de zomer met de uitvoering aan de slag.

De voorstellen worden de komende maanden uitgewerkt, waarbij onder meer wordt gekeken of de financiering aan Europese regelgeving voldoet. Het definitieve VOP wordt vastgelegd in een convenant tussen LNV en de regio’s, die samenwerken in het Bestuurlijk Platform Visserij (BPV), waarna naar verwachting na de zomer met de uitvoering kan worden begonnen.  

Visserijketen aan wal

Het VOP ligt in het verlengde van de Visie Voedsel uit Zee en Grotere wateren, die de minister eerder deze maand naar de Kamer stuurde. De visie beschrijft de koers naar een duurzame en economische gezonde visserijvloot op de Noordzee. De toekomstige vloot is kleiner en past zich flexibel aan de veranderende omstandigheden op zee aan. Zo zal de traditionele aanvoer van tong en schol flink verminderen en andere vissoorten juist toenemen. Dit heeft gevolgen aan wal voor bedrijven en gemeenschappen.

Met de plannen van de vijf regio’s kunnen ketenbedrijven aan wal, zoals visafslagen en -verwerkers, scheepwerven en visserijcoöperaties, zich aanpassen aan de transitie van de Noordzeevisserij. Zo is in Lauwersoog een marktplaats voor de visserij van de toekomst en wil de visveiling in Vlissingen Visverkoop vanaf Zee, waardoor vis niet hoeft te worden aangeland om (internationaal) te worden verkocht. En op Texel zijn plannen om kweek van vis en algen te ontwikkelen.

Innovaties en identiteit

Voor de visverwerkende industrie wordt ingezet op innovatie. Op Urk is een ‘valoriseringsplatform’ bedacht om visresten op te waarderen tot hoogwaardig voedsel. Dat voorkomt verlies van gezonde, duurzame eiwitten. En in Harlingen moet een shrimp innovation center komen dat zich richt op innovatieve technieken op het gebied van vangen en pellen van garnalen, zodat de volledige verwerking van garnalen weer in Nederland plaats vindt.

Ook is er aandacht voor het behoud van de identiteit van gemeenschappen waar families al generaties aan de visserij zijn verbonden. Dit gebeurt door de ontwikkeling en het uitbreiden van visserijmusea in verschillende regio’s, het ontwikkelen van toeristische activiteiten en het ontsluiten van erfgoed van bewoners. Ten slotte zijn er voorstellen op nationaal niveau, waaronder vernieuwing van het visserij-onderwijs. Daarvoor zullen de vijf regio’s, het Rijk, visserijscholen en andere stakeholders landelijk samenwerken. De komende maanden worden alle voorstellen uitgewerkt. De definitieve projecten worden vastgelegd in het convenant dat de minister van LNV en de BPV naar verwachting nog voor de zomer ondertekenen.

Altijd op de hoogte blijven?