Foutje, bedankt?
In een belastingaangifte gaat soms wel eens wat fout. De belastinginspecteur zal in de meeste gevallen geneigd zijn om tot navordering over te gaan. Maar mag dat altijd zomaar?
Wanneer een aanslag definitief is opgelegd, kan de inspecteur naderhand toch overgaan tot navordering van te weinig geheven belasting. In de Algemene Wet Rijksbelastingen zijn wettelijke bepalingen over navordering opgenomen in artikel 16.
Om te bepalen of er een navordering ingesteld kan worden zijn er diverse factoren van belang. Volgens de wet en jurisprudentie kan een feit dat de inspecteur bij het opleggen van de definitieve aanslag bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn geen grond opleveren voor navordering. Daarom heeft de inspecteur een onderzoekplicht.
De Hoge Raad heeft in de loop van de jaren de grenzen van de onderzoekplicht steeds verder afgebakend. De inspecteur mag vertrouwen op de door de belastingplichtige ingediende aangifte, maar van de inspecteur mag worden verwacht dat hij de aangifte wel inhoudelijk bekijkt en aan een summier onderzoek onderwerpt. Daarnaast moet hij de aangifte vergelijken met de gegevens (zoals aangiften en aanslagen over voorgaande jaren) in het dossier van de belastingplichtige. Verandering van inzicht of aangepaste wetgeving kan voor de inspecteur geen reden zijn voor navordering.
Kwade trouw
Wanneer er geen nieuw feit is, is er in principe geen grond voor navordering. Dat is anders als de belastingplichtige te kwader trouw is. Kwade trouw wil zeggen dat er opzettelijk onjuiste gegevens zijn verstrekt of juist zijn onthouden. De kwade trouw moet al aanwezig zijn bij het indienen van de aangifte. De belastingplichtige kan zich niet verschuilen achter iemand die hem of haar heeft geholpen met de aangifte. De kwade trouw van degene die de hulp heeft verleend, wordt aan de belastingplichtige toegerekend.
Redelijkerwijs kenbare fout
Kenbare schrijf-, tik-, intoets- en telfouten voor de belastingplichtige kunnen navordering niet verhinderen. Dit is de uitkomst van nadere regelgeving naar aanleiding van de geruchtmakende ‘Hypotheekrenteaftrek zaak’ (HR 7 december 2007, nr. 44.096, BNB 2008/178 ). Hier was duidelijk sprake van een redelijkerwijs kenbare fout. Navordering kan plaats vinden als het voor de belastingplichtige (dus niet de inspecteur!) duidelijk kenbaar is dat er een fout in de aanslag is gemaakt.
Bij een redelijkerwijs kenbare fout wordt niet verlangd dat nader onderzoek wordt verricht, maar moet als het ware in één oogopslag duidelijk zijn dat de aanslag niet juist is. Van redelijkerwijs kenbaar is in ieder geval sprake als de te weinig geheven belasting ten minste 30 percent van de verschuldigde belasting bedraagt. De Hoge Raad heeft in enkele arresten duidelijk gemaakt dat tegenbewijs mogelijk is.
Navorderingstermijn
De bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag vervalt na verloop van vijf jaren na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan of twee jaren na het tijdstip van opleggen van de belastingaanslag, indien navordering alleen mogelijk is als voldaan is aan de voorwaarden van een redelijkerwijs kenbare fout. Ga dus niet voetstoots akkoord met een navordering, maar laat u bijstaan door uw adviseur.
Heeft u vragen over dit of een ander fiscaal onderwerp, neem dan contact op met Profinis.
Gerrit van den Berg
Profinis Accountants en Adviseurs
Postbus 110, 8320 AC URK
Tel. 0527 681 726
www.profinis.nl
Profinis Accountants en Adviseurs
Postbus 110, 8320 AC URK
Tel. 0527 681 726
www.profinis.nl