
Het betreft binnen het onderzoek kunstmatige kwelders langs het vasteland Groningen en Friesland en de natuurlijke eilandkwelders van Schiermonnikoog en Texel. Onder toeziendoog van hoogleraar mariene ecologie Britas Klemens Eriksson onderzocht Charan-Dixon daar welke vissoorten er voorkomen en onder welke leefomstandigheden ze er leven.
Het onderzoek maakt deel uit van het Waddentools Swimway Project en is gefinancierd door het Waddenfonds, het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de provincies Noord-Holland, Groningen en Friesland. In het Swimway-project onderzoeken wetenschappers hoe verschillende leefomgevingen door vissen gebruikt worden. De voornaamste reden voor het onderzoek van Charan-Dixon is omdat traditioneel kwelderbeheer gericht is op vogels en vegetatie en niet op vissen.
Resultaten
Uit het onderzoek van Charan-Dixon blijkt dat zowel kunstmatige als natuurlijke Waddenzeekwelders goed bezocht worden door kleine en jonge vissen, natuurlijke kwelders waren wel de favoriet. Een opvallend resultaat is dat de aanwezigheid van een zoutgradiënt invloed heeft op de voorkomende vissoorten. Zo zorgt een zoutgradiënt voor het voorkomen van Atlantische haring, Europese paling, grondels en driedoornige stekelbaars. Doordat de overgang van zout naar zoet water in de natuurlijke kwelder gelijkmatig gaat, door meanderen van het water, kunnen de vissen hier aan wennen. Bij kunstmatige kwelders loopt het water recht waardoor een harde scheiding tussen zoet en zout ontstaat.
Tevens bleek uit het onderzoek te komen dat de vissen voorkeur geven aan kwelders waar bij eb water achterblijft. Dit is in kunstmatige kwelders niet van toepassing. Daarnaast is het vergroten van de watercapaciteit bijdragen aan het aantrekkelijker maken van de kwelders. Dat het aanbrengen van natuurlijke morfologische kenmerken in kunstmatige kwelders de habitatkwaliteit zou kunnen verbeteren, werd verder bevestigd door monitoring van de visstand in een kunstmatige kwelder waar een groter kreekvolume en een zoutgradiënt werden gecreëerd door aanleg van een gemaal en een vispassage in de dijk.
Begrazing zorgt voor stress
Vanwege de natuurlijke begrazing op waddenkwelders (door schapen, koeien, paarden of een combinatie daarvan) onderzocht Charan-Dixon ook de invloed van drie verschillende niveaus van begrazingsintensiteit op aanwezigheid, voedingspatroon, ‘lichaamsconditie’ en reproductie van indicatieve vissoorten.
Het liet onder andere zien dat niet-begraasde en extensief begraasde gebieden meer vegetatie, een grotere hoeveelheid prooidieren en stabielere chlorofylgehaltes in het kreeksediment (een goede indicatie voor primaire productie) vertoonden, in vergelijking met intensief begraasde kreken. Op basis van deze bevindingen concludeert Charan-Dixon dat intensieve begrazing van kwelders tot verminderde habitatkwaliteit leidt, zowel voor ‘gevestigde’ vissen als voor trekvissen.
Advies
Het onderzoek laat zien dat beide typen waddenkwelders belangrijke habitats voor bepaalde vissoorten zijn, maar dat vooral de kunstmatige kwelders van nog grotere waarde kunnen zijn dan nu het geval is. Door aanbrengen van natuurlijke morfologische kenmerken, introduceren van een zoutgradiënt, vasthouden van water en minder intensieve begrazing zouden daar aantrekkelijkere habitats voor vissen van kunnen worden gemaakt.
Charan-Dixon roept dan ook op om deze inzichten te gebruiken bij de vaststelling van natuurbeheerdoelstellingen, en om bij het ontwerpen van kunstmatige mariene natuur meer aandacht te schenken aan het creëren van de juiste leefomstandigheden voor vissen.
Bron: Salt marsh as a habitat for fish in the Wadden Sea