In ons waterrijke Nederland zijn er nog windmolens uit het verleden te vinden. Denk aan molens voor het bemalen van watergangen, voor het malen van diverse zaden of granen of andere dingen zoals boomstammen zagen. Mij is duidelijk dat in de 12e en 13e eeuw de windmolens in grote getale gebouwd werden en ze vele doelen dienden. Dit staat allemaal keurig opgetekend in het boek van Herman Kaptein, getiteld: “Nijverheid op windkracht”. Mijn eerste gedachte was dat deze schrijver wel eens een Urker kon zijn, maar niet alle Kapteins komen van Urk neem ik maar aan. Hij schrijft in zijn boek over de opkomst en verdere ontwikkelingen van de molens in Nederland. Dat gaat tot in groot detail in de periode van de 15e tot de 20e eeuw. Niet alleen de technische ontwikkeling komt aan de orde, maar ook de economische en maatschappelijke ontwikkelingen.
Het boek vertelt op prachtige wijze over de mechanische revolutie. Het is een boek over geschiedenis en hoort in de boekenkast thuis van elke molenfanaat. Ook is er lering uit te trekken voor de huidige situaties met windmolens anno 2020. De schrijver heeft zijn huiswerk uitstekend gedaan. De molenindustrie heeft blijkbaar ook in de 15e eeuw al een mega invloed gehad op de ontwikkeling van de Nederlandse economie.
Het zal de lezer opgevallen zijn dat ik vaak terugkom op het onderwerp windmolens. Dat komt omdat het de visserij erg dwars zit dat de hele Noordzee vol komt te staan met deze obstakels. Het gaat om de broodwinning en het perspectief voor onze vissers. Opmerkelijk is dat Nederland een band heeft met windmolens. Of je het nu wilt of niet, het is zoals het is. Ook vroeger waren de mensen al tegen de plaatsing van windmolens. Verzet is er altijd geweest. De windenergie is nu verbonden met elektriciteit. Heel vroeger waren andere soorten windmolens ook al de oorzaak van een enorm grote transitie op het gebied van energie en alles wat daarmee samenhangt. Het zijn transities die vergelijkbaar zijn met de uitvinding van de digitale snelweg. Opeens kon alles anders, veel sneller en dus was er een enorme groeiontwikkeling mogelijk. Dat alles dankzij bewegingsenergie. Vlakbij mijn eigen geboortegrond stond ook een houtmolen. Er bestonden vroeger ook gildes voor houtzagers. Die waren beschermd door alleen hout toe te staan dat in de stad zelf was bewerkt tot planken en zo. ‘Eigen hout eerst’ zullen we maar zeggen. Een duidelijke beschermingsconstructie die voortkomt uit het verzet tegen verandering. Daar werden wetten en regels voor geschreven. Dat zien we nu nog steeds wanneer we het hebben over robotisering en de angst om banen kwijt te raken. Verder is de gedwongen winkelnering van de toenmalige gildes niets anders dan een concurrentiebeding en heeft dezelfde doelstelling als een importheffing.
Of de huidige massale inzet van windmolens op de Noordzee zo goed is voor de totale Nederlandse economie is een punt van heel veel discussie. Voor de visserij zijn de molens in ieder geval een ‘sta in de weg’. Ook zijn er zeer grote twijfels of het voor de langere termijn allemaal wel zo duurzaam is om de Noordzee op deze wijze te industrialiseren. Het zou zijn fijn zijn wanneer de beroepsvisserij de voordelen gepresenteerd zou kunnen krijgen. Dat de molens nooit voldoende energie kunnen leveren is een domper en dat betekent dat er vroeg of laat toch (veilige) kerncentrales bij komen. Vraag is dan hoeveel molens je moet hebben naast één kerncentrale. Moraal is dat ze deze keuze niet hadden in de 12e en 13e eeuw. Die mogelijkheid tot een verantwoorde keuze hebben we nu wel.