Kaat en Luuk zijn kinderen van een ‘mosselman’ in Zeeland. Hun vader is mosselvisser en vist in het Noorden de mosselen van de bodem. Als je vraagt wat ze later willen worden, roepen Kaat en Luuk ‘mosselvisser!’. Ze doen een belangrijke uitvinding. Aan het eind van het prachtige kinderboek ‘De zee hield het lang geheim’ van televisiemaker en kinderboekenschrijver Wouter Klootwijk komen ze tot de ontdekking dat ze ook mosselvisser kunnen worden “zonder schip”.
Kunnen jullie een geheimpje bewaren? De vader van Kaat en Luuk weet niet beter dan dat mosselen groeien op de bodem van de zee. Op een zekere dag in de zomer gaan de kinderen naar de haven. Hun moeder geeft hun een beugelfles met warme thee mee. Omdat de thee veel te heet is, komt Luuk op het idee om de fles af te koelen in het zeewater. Van de restanten van vissersnetten vlecht Kaat een lang touw. Ze maken het touw vast aan de fles, die ze laten zakken naar de zeebodem. De bovenkant van het touw bevestigen ze aan een van de bolders in de haven. Dan breekt een storm los en rennen ze naar huis. De fles blijft achter. Het komt er niet van de fles weer op te halen. De ene keer is het al nacht als ze eraan denken. En de andere keer is het hartje winter en is de haven dichtgevroren. Pas het volgende voorjaar komt de fles weer boven water. En wat zien ze tot hun verbazing? Er groeien allemaal blauwe en zwarte mosseltjes aan het touw.
Twee jaar nadat Luuk het touw met de fles thee eraan in het water laat zakken, halen de kinderen tien touwen uit de haven omhoog. Ze zitten vol dikke mosselen. De gasten van het Havenhotel die van deze mosselen proeven zijn laaiend enthousiast. Twee dagen later staat een verhaal in de krant over de mosselen aan een touw. Een verhaal zo mooi dat Kaat en Luuk het zelf niet kunnen geloven. Dat een nieuwe tijd zal aanbreken met voortaan twee soorten mosselen. Die van de bodem van de zee, en die van touwen in de haven. Tijdens een mosselfeest prijst de burgemeester “vindingrijke schippersjongen” Luuk en hangt hem een medaille om.
Kaat en Luuk vluchten voor het feestgedruis en gaan aan de rand van de kade zitten. “Als het water opkomt, denk ik er telkens aan dat er nieuw voedsel voor onze mosselen meekomt”, zegt Luuk. “En wij hoeven ze niet te voeren, dat doet de zee”, zegt Kaat.