Gambia is het kleinste land van Afrika maar is voor China zeer de moeite waard om er visserij uit te oefenen en te investeren in de bouw van vismeelfabrieken langs de kust. In het kader van haar opleiding journalistiek nam Fatima Sowe eerder dit jaar de situatie in het vissersdorp Tanji onder de loep. Ze werd er niet echt blij van.
Fatima Sowe (24) is de jongste dochter uit een gezin van vier meiden en vier jongens. Ze woont met haar ouders in Serrekunda, niet ver van de locatie waar de universiteit waar ze studeert gevestigd is. Ze moet alle touwtjes aan elkaar knopen om haar studie Journalistiek te kunnen bekostigen. Vooralsnog lukt dat aardig. Als studieopdracht heeft ze in het voorjaar een rapport geschreven over de situatie in Tanji. “Ja, met de komst van de Chinezen is er veel veranderd en klagen lokale en Senegalese vissers over teruglopende vangsten. De Chinezen vissen met beter materiaal en kopen daarnaast ook nog eens de vangsten van lokale vissers op om die te verwerken tot vismeel”, zo laat ze weten. Ze maakt zich terecht zorgen.
Chinese investeringen
De vismeelfabriek in Tanji torent hoog uit boven de omgeving (foto: Willem M. den Heijer).
Fatima heeft weinig vertrouwen in de investeringen van de Chinese bedrijven. Zij staat daarin niet alleen. Vissers langs de kust klagen al een tijdje en inmiddels is er ook een actiegroep gevormd die zowel de Chinezen als de Gambiaanse overheid op de korrel neemt. Dat is even wennen voor de regering want oppositie is geen alledaags verschijnsel in Gambia. De actiegroep laat weten dat de investeringen van de Chinezen geen voordeel opleveren voor de Gambianen. Er werken weliswaar Gambianen in de ongeveer vijf vismeelfabrieken maar het eindproduct is bedoeld voor eigen gebruik. Het vismeel gaat rechtstreeks naar China waar de veeteelt en aquacultuur de belangrijkste afnemers zijn.
In 2016 startte Fatima met haar studie Journalistiek aan de University of The Gambia in Kanifing, een wijk op ongeveer 15 kilometer van hoofdstad Banjul. Volgend jaar doet ze examen en hoopt ze de studie succesvol af te ronden en aan de slag te kunnen. De dag- en weekbladen liggen in Gambia niet voor het oprapen, maar bedrijven willen zich wel graag profileren op internet en daar liggen meer mogelijkheden. In Gambia is Engels de voertaal en het onderwijs is, met uitzondering van orthodox islamitische scholen, voor een groot deel op Engelse leest geschoeid. De leden van de verschillende stammen spreken onderling nog hun eigen stammentaal.
Netwerk vergroten
Fatima Sowe deed onderzoek naar de visserij in Tanji (foto: Willem M. den Heijer).
Na het afronden van de middelbare school was het voor Fatima duidelijk dat ze journalistiek wilde gaan doen. “Ik vind het erg leuk om te schrijven en ben daarnaast erg nieuwsgierig. Ik wil graag alles weten over mijn omgeving”, aldus de enthousiaste studente. Aan passie geen gebrek. Ze begrijpt dat contacten belangrijk zijn om straks aan de bak te komen. Dus probeert ze haar netwerk te vergroten. Daarnaast is het niet altijd gepast om erg kritisch te zijn in een land waar relaties ertoe doen. Ongepaste of ongewenste kritiek kan invloed hebben op het verkrijgen van opdrachten. Voor een journalist in Gambia een reden om vooraf goed in te schatten hoe het verhaal gebracht kan worden.